Deze theatercode is een handleiding waarmee u het theaterbezoek met uw leerlingen vlot kan laten
verlopen. De theatercode focust vooral op de spelregels | gedragscodes en de organisatorische kant van het
theaterbezoek.
Meer educatief materiaal met betrekking tot de inhoud en vorm van de voorstelling,
vindt u in de lesmap (indien voorradig). Deze vind je op de pagina van de voorstelling zelf.

Elk bezoek, gaande van een voetbalmatch, een bioscoop-, museum- of ziekenhuisbezoek, kent zijn
eigen spelregels. Weinig jongeren zijn vertrouwd met de spelregels van het theater, eenvoudigweg
omdat weinigen als kind in gezinsverband het theater bezochten of dat nu als jongere doen. Daarom
is het fijn als u ze in de klas de spelregels meegeeft. Het is ook fijn voor jongeren als ze weten wat er
van hen wordt verwacht.


Het onderwijs is een ideale (democratische) toeleiding naar het theater. Wij geloven bovendien sterk
in de pedagogische en enthousiasmerende kwaliteiten van leerkrachten. Zo werken we samen aan
een optimale theaterbeleving voor uw leerlingen. Een voorstelling kan immers functioneren als het
maken van een verre reis, een kennismaking met andere mensen, verhalen, denkwijzen,
gedragspatronen, werelden en wereldbeelden.

Vertel uw leerlingen dat je op theaterbezoek gaat. Leg uit wat dat is en vertel hen naar welk soort voorstelling jullie kijken gaan: een film, een dans-, muziek-, of theatervoorstelling. Met  het juiste verwachtingspatroon naar een voorstelling komen is belangrijk voor een optimale beleving.

Prikkel hun nieuwsgierigheid door de titel mee te delen en de affiche of een afbeelding uit de voorstelling te tonen en te bespreken. Laat de leerlingen zelf nadenken waarover het zou kunnen gaan. Laat mogelijkheden open.
Verklap niet teveel van de inhoud. Zo blijft het spannend en verrassend.

Overloop het `verloop` van het theaterbezoek en vertellen de leerlingen wat er van hen
verwacht wordt.

1. Jassen en rugzakken horen aan de kapstokken. Mobiele telefoons worden uitgeschakeld.
2. Naar het toilet gaan gebeurt voor de voorstelling.
3. De zaal binnenkomen doet men rustig. De theatermedewerkers tonen waar iedereen mag
gaan zitten.
4. Tijdens de voorstelling blijft het publiek zitten.
5. Tijdens de voorstelling is het publiek stil! Stil zijn betekent niet dat er niet gelachen mag
worden als dat past in de voorstelling. Het betekent wel dat er niet gepraat wordt tegen
medeleerlingen. Leerlingen kunnen als ze het saai vinden beter de ogen dichtdoen dan hun
buren te storen.
6. De acteurs zijn mensen van vlees en bloed, ze verdienen respect. Voor hen zijn gebabbel,
ongepaste opmerkingen, gefluit, … zeer storend.
7. Voordat de voorstelling begint dimmen de lichten in de zaal; dit is niet de uitnodiging tot een
fluitconcert.
8. Tijdens de voorstelling wordt er niet gegeten of gedronken.
9. Na de voorstelling geeft het publiek de acteurs een applaus, zo toont het dat het de
voorstelling leuk vond.
10. De zaal wordt rustig verlaten als de lichten terug aan zijn en de deuren opengaan.

1. Wees op tijd (10 minuten voor het aanvangsuur van de voorstelling)
2. Mobiele telefoons staan stil of af.
3. Geef het exact aantal leerlingen door aan iemand van het cultuurcentrum. Dit aantal dienst
als basis voor het factuur.
4. Verzamel in de foyer en wacht tot alle groepen aanwezig zijn. Een medewerker van het
cultuurcentrum zal het signaal geven om de zaal te openen.
5. Ga bij jouw eigen klasgroep zitten. Zo kan je jouw leerlingen makkelijker aanspreken op het
niet naleven van de spelregels wanneer ze de acteurs en/of andere leerlingen storen.
6. De leerlingen worden geacht tijdens de voorstelling op hun plaats te blijven zitten. Als de
nood toch hoog is, mag de zaal slechts verlaten worden onder begeleiding.
7. Leerlingen mogen best meeleven met de voorstelling (ze mogen reageren op wat er gebeurt
op scène). Grijp wel in als ze blijven roepen of rumoerig blijven, onderling babbelen of op
ongepaste momenten roepen.
8. De meeste voorstellingen duren ongeveer een uur, er is geen pauze.
9. Maak geen foto`s tijdens de voorstelling. Dit is storend voor (de concentratie van) de spelers
en komt de kwaliteit van de voorstelling niet ten goede.

Het is zinvol opnieuw even tijd te besteden aan de voorstelling. Het is erg handig om de verwerking
te starten met een gesprek. De leerlingen kunnen op die manier hun ervaringen, opmerkingen en
vragen delen.

Gebruik zeker ook de vragen die bij u zelf opkwamen of die de studenten formuleren bij het
nagesprek. Die kunnen zeer fijne gespreksstof opleveren om de voorstelling in alle openheid na te
bespreken en dit zowel op inhoudelijk als op vormelijk vlak.

Vragen die gesteld kunnen worden, kunnen handelen over de inhoud van de voorstelling.
Reconstrueer bijvoorbeeld het verhaal om te kijken of iedereen de voorstelling begrepen heeft en of
er verschillende interpretaties zijn.

Ook vragen naar de personages raken meestal de inhoud van de voorstelling. Al pratend zullen de
leerlingen automatisch met nieuwe vragen afkomen en… uw gesprek is vertrokken.
Vragen als “wat waren voor jullie de strafste, mooiste, ontroerendste beelden of momenten?”
brengen je automatisch bij het bespreken van vormgevingsaspecten in de voorstelling zoals decor,
kostuums, geluid, muziek, belichting…

Het betekent niet dat er voor al die vragen eenduidige antwoorden bestaan. Iedereen beleeft en
interpreteert een voorstelling immers anders. Geef daarom duidelijk aan dat het `grote gelijk`niet
bestaat en dat iedereen in zijn eigen beleving, in zijn eigen verhaal een beetje gelijk heeft.
Verder vindt u in de lesmap praktische en inhoudelijke aanknopingspunten